Tuinfluiter
Tuinfluiter
UK: Garden Warbler
D: Gartengrasmücke
F: Fauvette des jardins
Wetenschappelijke naam: Sylvia borin (Boddaert, 1783)
Vogelgroep: Grasmussen
Geluid: Roep ’tsjek’ en ’tsjurrr’. Zang aangenaam, vrij zacht en haastig, als een versnelde Merel, meestal moeilijk te onderscheiden van zang van Zwartkop, maar is meer babbelend met langere frasen en mist de heldere tonen aan eind.
Veldkenmerken: 14 cm. Zonder opvallende veldkenmerken. Bovendelen voornamelijk bruinig of bruingrijs, vleugels en staart wat donkerder, onderdelen beige-wit. Donker oog, zeer onduidelijke wenkbrauwstreep, onduidelijke witte oogring, korte vrij stevige snavel, bleekgrijze poten. Kan verward worden met andere zangvogels, met name met karekieten, maar onderscheidt zich dan door formaat en kleine grijze vlek op zijborst. Geslachten gelijk. Blijft evenals de Zwartkop meestal in dekking, maar zingt niet van opvallende, open zangpost, zoals de Zwartkop soms doet.
Voorkomen: Algemene zomergast.
Habitat: Dicht begroeide gebieden, zoals parken, tuinen, en bosranden. Minder in bos en meer in struikgewas dan Zwartkop.
Voedsel: Insecten en bessen.
Zang/roep: