Lepelaar

lepelaarLepelaar

UK: Eurasian Spoonbill
D: Löffler
F: Spatule blanche
 
Wetenschappelijke naam: Platalea leucorodia (Linnaeus, 1758)

Vogelgroep: Lepelaars

Lepelaars Den Oever
Geluid: Zwijgzaam. Maakt in broedtijd af en toe grommende geluiden. Juvenielen hebben ook hoog gepiep.

Veldkenmerken: 86 cm. De witte kleur en de opmerkelijke spatelvormige snavel maken de Lepelaar onmiskenbaar. Adult in zomerkleed met gele vlek op borst. Poten en snavel zwart, snavel met gele punt. Juveniel met zwarte vleugelpunten, zonder gele vlek op borst, vleeskleurige snavel en gele of geelgroene poten. Vliegt vrij langzaam met regelmatige vleugelslagen en af en toe een glijvlucht; groepen vliegen meestal in linie. Verschilt van alle witte reigers door gestrekte nek in vlucht en spatelvormige snavel.

Habitat: Nestelt in rietmoerassen op de grond bij meren en rivieren, maar plaatselijk ook in bomen en struiken. Fourageert in ondiep, zoet, brak of zout water met modderige of zandige bodem. Lepelaars broeden in Europa op slechts een beperkt aantal plaatsen, waaronder in Nederland. Door het verdwijnen van veel geschikte leefgebieden en door het droogmalen van moerassen en andere vochtige gebieden was de Nederlandse populatie lepelaars rond 1970 bijna uitgestorven.

Geluid: Zwijgzaam. Maakt in broedtijd af en toe grommende geluiden. Juvenielen hebben ook hoog gepiep.

Voorkomen: Zeldzaam en bedreigd, nestelt in kolonies. Door verschillende beschermingsmaatregelen en door vergroting van geschikte broedgebieden, broeden tegenwoordig weer meer dan duizend lepelaars in Nederland.

Zang/roep: