Brandgans
D: Weißwangengans
F: Bernache nonnette
Wetenschappelijke naam: Branta leucopsis (Bechstein, 1803)
Vogelgroep: Ganzen
Geluid: Lijkt op afstand op het geblaf van een troep kleine hondjes, een snel herhaald, kort gakkend geluid.
Veldkenmerken: 58-70 cm. Middelgrote gans met kenmerkend zwart, wit en grijs verenkleed; gezicht en voorhoofd roomwit, met onregelmatige zwarte streep van snavel tot oog. Bovendelen blauwgrijs met zwartachtige bandering met witte veerrandjes. Onderdelen bleek grijs, onderstaartdekveren wit, flanken sterk bruingrijs gebandeerd. Poten en kleine snavel zwart. Juveniel metsterker gebandeerde flanken, wit op kop met donkere tint, zwarte teugel smaller dan bij adult.
Voorkomen: Hun verspreidingsgebied is het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, van de oostkust van Groenland tot Spitsbergen en het zuiden van Nova Zembla. In de zomer broeden de vogels rond de poolcirkel, waar ze door de extreem lange daglengte bijna 24 uur per dag zicht hebben en zo in staat zijn hun eieren en kuikens te beschermen. Belangrijke predatoren, zoals poolvossen, hebben zo aanzienlijk minder kans om de brandganzen te bedreigen. Het wintergebied bevindt zich vooral aan de kusten van Ierland, de westkust van Schotland en de Noordzeekust van Duitsland en Nederland. Tijdens zeer strenge winters dalen ze af tot België en Frankrijk. Over het algemeen volgen deze dieren de zogenaamde vorstlijn en trekken ze met dit vorstgebied mee. Hiermee weten ze een aantal van hun natuurlijke vijanden te ontlopen. De laatste jaren blijven grote groepen brandganzen in Nederland en zijn dus het hele jaar door op Nederlandse graslanden te vinden.
Voedsel: Hun voedsel bestaat hoofdzakelijk uit gras, maar ook nuttigen ze diverse mossoorten en ander groen. Ook eten ze naast gras en zeegras ook veel zaden en dit is zeer ongewoon bij ganzen. Het zoeken naar voedsel vindt doorgaans plaats bij daglicht en ze begeven zich bij de dageraad en tegen het vallen van de avond naar veilige gelegen rustplaatsen, bij vollemaanlicht kunnen ze het voedselzoeken de hele nacht voortzetten. Tijdens de poolzomer, wanneer het helemaal niet meer donker wordt, eten ze ook de hele dag door, om zich vet te mesten voor de trek naar het zuiden in de winter. De brandgans eet voornamelijk eiwitrijke jonge scheuten gras, die tamelijk kort worden afgegraasd. Het eiwit wordt verteerd, en het groene gras zelf wordt via de ontlasting weer uitgescheiden.
Nest: Broedt op Spitsbergen, Nova Zembla en Groenland.
De nesten worden minstens een meter van elkaar af gebouwd. Een legsel bestaat uit drie tot zeven eieren van grijsachtig-witte kleur welke gedurende 24 à 25 dagen bebroed wordt.
Zang/roep: